26 juli 2022

Maidenspeech Ds. G.H. Kersten

Sinds 1922 voerden SGP-Kamerleden talloze keren het woord in het parlement. Sommige speeches springen eruit. In deze rubriek staan we stil bij bijzondere redes. Deze keer de maidenspeech van ds. G.H. Kersten.

Hoewel hij al op 26 juli werd beëdigd, houdt dominee Kersten zijn eerste rede in het parlement pas op 10 november 1922. Zoals ook nu gebruikelijk voor nieuwe Kamerleden, gebruikt Kersten zijn ‘maidenspeech’ om politieke drijfveren naar voren te brengen. De algemene beschouwingen die aan de orde waren, lenen zich er goed voor. Uitgebreid schetst Kersten de noodzaak van Schriftgebonden politiek. Het politieke debat is de predikant duidelijk nog vreemd. Later zou Kersten daar veel behendiger in worden. De eerste zin van zijn betoog luidt: ‘‘Tussen Christendom en politiek bestaat mijns inziens een nauw verband dat elk Christen roept, naar zijn vermogen ook op politiek terrein te kampen voor handhaving van de beginselen, die in het Woord Gods hun bodem vinden.’’ Veel aandacht schenkt Kersten aan de concurrerende ARP. Deze had de ‘handhaving van de beginselen’ verzaakt. De coalitie met de katholieken en het Nederlandse gezantschap bij de paus illustreren dat. Een kerngedachte in Kerstens rede is het verzet tegen overheidsbemoeienis. Stevige woorden schuwde hij niet: “Vader Staat is met dat al reeds ver gevorderd het Nederlandse volk onder curatele te zetten, In al die overheersende bemoeiing kan ik kwalijk anders zien dan het beginsel van staatssocialisme.” Aangekomen bij de dwang op onderwijsgebied grijpt de Kamervoorzitter in. Kersten is door zijn spreektijd heen. Met zijn speech van ongeveer een uur legde hij echter de grondslag voor de achttien jaar waarin hij de SGP in de Kamer zou vertegenwoordigen.

Lees hier de hele maidenspeech van Ds. Kersten.

Bekijk hier de officiële handelingen van de Tweede Kamer.

Geschreven door Ardjan Boersma, beleidsmedewerker bij de SGP-Tweede Kamerfractie.