7 juli 2022

Portret 2: Ds. P. Zandt

Ds. P. Zandt

Datum beëdiging: 15-9-1925
Eerste woordvoering plenair: 6-5-1926 - bijdrage over positie van de Nederlandse Hervormde Kerk
Eerste eigen motie of amendement: 1-4-1927 - subamendement op voorstel eedaflegging bij bezwaar tegen vaccinatie; verworpen
Eerste Algemene Beschouwingen: 13-11-1946
Bijzonderheden: op 9-1-1946 bracht hij bij de bespreking van de ‘Nota omtrent een aantal punten van Regeringsbeleid’ al een soort Algemene Beschouwing in. Dat deed de voorzitter verzoeken: “Zou de geachte afgevaardigde weer een beetje dichter bij de Nota willen komen?”

Ds. P. Zandt was anders. Zachtmoedig. Bescheiden. Als Kamerlid drong hij zich niet op de voorgrond. In zijn eerste jaar in de bankjes sprak hij slechts één keer, daarna geleidelijk aan steeds meer. Hij had ook last van een zekere spreekangst en bij het spreken zat hij vast aan zijn papieren tekst. In de vergaderzaal was hij, zeker in zijn latere jaren, slecht te verstaan. 

Het beeld dat van ds. Zandt is blijven hangen, is voornamelijk gebaseerd op die laatste jaren van zijn periode op het Binnenhof. Feit is dat hij, vooral na het overlijden van zijn vrouw in 1955, verouderde en in de Kamer steeds vaker verstek liet gaan. Maar feit is evenzeer dat dat beeld voor ‘de jonge Zandt’ niet klopt. De Telegraaf typeerde hem als ‘scherpzinnig predikant’ die ook thuis was in de werken van de beroemde Russische schrijver Tolstoj. In het begin zocht hij regelmatig contact met collega’s en diende hij hen in een debat raak van repliek.

Tegelijk geldt wat dagblad Trouw over hem schreef: “Had hij in de tijd van Achab geleefd, met Elia zou hij op de Karmel hebben gestaan.” Zelf zou hij die vergelijking niet hebben aangedurfd, maar inderdaad, hij liet niet af, net als op de kansel, land en volk op te roepen tot een ommekeer. De Telegraaf noteerde bij zijn vertrek: “Zonder zijn ideeën te delen, kan men niet anders dan bewondering hebben voor de wijze waarop de heer Zandt er uitdrukking aan geeft. Hij heeft dat beginselvaste, dat men zo gaarne meer leden van de Staten-Generaal zou toewensen.”