22 juli 2022

De SGP-fractie

Fractiemedewerkers
De vooroorlogse fractie van de SGP bestond, zou je kunnen zeggen, uit drie ‘kleine zelfstandigen’. Het Kamerlidmaatschap was een nevenfunctie naast het eigenlijke hoofdberoep, zoals advocaat, arts, hoogleraar of predikant. De werkwijze van de fractie bestond uit niet veel meer dan af en toe zaken op elkaar afstemmen bij een kopje koffie of thee, of gewoon telefonisch. Er was wel een portefeuilleverdeling tussen de Kamerleden als basis, maar veel hing af van de vraag: wie kan er in Den Haag aanwezig zijn?

Die informele gang van zaken bleef bestaan tot rond 1970. In die tijd werd het Kamerlidmaatschap een fulltime ‘baan’ en nam de werklast navenant toe. De grote promotor van fractieondersteuning bij de SGP was ir. Van Rossum, zelf afkomstig uit de goed geoliede machine van Rijkswaterstaat. In 1968 werd een ‘juffrouw’ aangetrokken voor de secretariële ondersteuning, in 1969 gevolgd door de eerste fractieassistent. Daarna ging het snel, want de Tweede Kamer trok meer geld uit voor ondersteuning.

De fractie van nu telt twaalf medewerkers. Twee spinnen in het web op het secretariaat waar alle lijntjes samenkomen. Daarnaast zijn er zeven beleidsmedewerkers die de debatten voorbereiden en de Kamerleden van munitie voorzien met redevoeringen, vragen, moties en amendementen.

Verder zijn er nog drie voorlichters in dienst, waarvan er een speciaal belast is met de ‘socials’, de steeds invloedrijkere sociale media. Als het kan of nodig is, wordt er op de burelen ook nog regelmatig ingeschikt om plaats te maken voor stagiair(e)s.

Overigens worden fractiemedewerkers niet gefinancierd uit de partijkas, maar door de Tweede Kamer zelf. Afhankelijk van de grootte van de fractie, wordt er na de verkiezingen met een speciale formule berekend hoeveel geld er beschikbaar is om personeel aan te trekken en op hoeveel vierkante meters een partij in het gebouw recht heeft.

Onderdak
Toen het Kamerlidmaatschap nog een nevenfunctie was, speelde het politieke bedrijf zich vooral af in en direct rond de oude vergaderzaal. De Kamerleden hadden geen eigen kamers. Werk wat gedaan moest worden, gebeurde thuis, of in ruimtes in het bescheiden paleisje van stadhouder Willem V op Binnenhof 1A. Pal naast de zaal was de ‘rooksalon’ waar Kamerleden zich konden verpozen met kranten en tabak, en een koffiekamer, later restaurant, voor de ‘inwendige’ mens. Daarnaast konden de geachte afgevaardigden zich afzonderen in de schrijfkamer of de ‘boekerij’ om in alle rust nog wat stukken te lezen of te schaven aan een tekst.

Er ontstond behoefte aan meer ruimte toen fracties meer omhanden kregen, er meer personeel kwam en Kamerleden vaker present moesten zijn. Beetje bij beetje annexeerde de Kamer toen belendende percelen. De ingrijpendste verandering vond plaats in 1992, toen de nieuwbouw in gebruik werd genomen en er een complex was ontstaan van maar liefst 9 gebouwen die allemaal met elkaar waren verbonden door zo’n 15 kilometer wandelgangen.

Waar de fracties komen te zitten, wordt na verkiezingen iedere keer opnieuw bepaald aan de hand van een ‘vlekkenplan’. Kleinere fracties zijn dan uitstekend vulmiddel om de gaten bij de grote te dichten. Zodoende was de SGP in vrijwel alle gebouwdelen gehuisvest. De SGP-medewerker die het langst op het Binnenhof rondloopt zit inmiddels op z’n 11e werkkamer. Nu het Binnenhof sober en doelmatig wordt gerenoveerd, bivakkeert de Kamer tijdelijk op een andere locatie.

Fractievergadering
Het duurde even voordat het fenomeen ‘fractievergadering’ bij de SGP op het Binnenhof haar intrede deed. Ds. Abma zei het zo: “Het is bij ons wel anders dan in een grote fractie. Bij ons gaat het meer spelenderwijs. Je loopt met elkaar op en bespreekt de dingen. Niet van die echte fractievergaderingen. Dat wil niet zeggen, dat we voor belangrijke dingen niet bij elkaar gaan zitten.”

Maar ook hier was ir. Van Rossum de grote vernieuwer. Toen hij in 1981 fractievoorzitter werd, gingen de Kamerleden en de staf onder zijn leiding wekelijks met elkaar in conclaaf: iedere dinsdagochtend, voor het begin van de officiële vergaderweek. Eerst was dat vlak bij de werkkamers in de Donkerkamer in gebouwdeel ‘Koloniën’, na de ingebruikname van de nieuwbouw (1992) in de Zandtkamer in de nieuwbouw.

De vergaderingen verliepen volgens het bekende vaste stramien: opening met Schriftlezing (uit een heuse fractiebijbel) en gebed, bespreking van de Kameragenda, rondvraag, sluiting. Aan notulering werd niet gedaan – ieder onthield wat hij moest doen. Van der Vlies introduceerde een besluitenlijst, die na de entree van Janie de Jong als secretaresse (1998) werd opgekrikt tot heuse notulen.

Niet zelden liepen die vergaderingen, waarin Kamerleden en medewerkers gelijkelijk hun inbreng hadden, behoorlijk uit. Van der Staaij bracht daarom wat meer structuur aan. Ook introduceerde hij enkele nieuwigheden. Na de Bijbellezing was er ook tijd voor reflectie op het gelezene. Nieuw was verder af en toe een lunchlezing ná de vergadering. Een deskundige van buitenaf diept dan een actueel onderwerp uit. De opvallendste toevoeging was dat er ook een Psalm, gezang of hymne gezongen wordt bij aanvang van de vergadering. Dat bleef niet onopgemerkt bij Kamerbewoners in de wandelgangen en bij vergaderende buren...